Er zaten vermoedelijk weinig plotters in de zaal, gisteren in de Aula van de Universiteit van Amsterdam. Want het ging over hen: 'Niets is wat het lijkt. De wereld achter complottheorieën'. 'Houdt het tegenwoordige geloof in complottheorieën verband met de postmoderne samenleving waarin elke waarheid betwijfeld kan worden? Of met de opkomst van het internet? En zijn er eigenlijk voorbeelden van complottheorieën die juist bleken te zijn?'. Dat soort vragen, dus.
Het werd een beschaafd wetenschappelijk middagje, met filmmaker Kasper Verkaik, die JFK onderzoeker Robert Groden portretteerde, filosofe Sanneke de Haan en usual suspect Stef Aupers, tegenwoordig verbonden aan het Instituut voor Mediastudies van de Katholieke Universiteit Leuven.
Van die drie was De Haan min of meer de ervaringsdeskundige. Zij had een vriend die haar onophoudelijk bestookte met het ene op internet uitgesponnen complot na het andere: van Vaatstra tot MH17. Ze zocht zelfs advies bij een psychiater, die haar vooral adviseerde om vooral geen discussies aan te gaan over de vermeende feiten.
De vriend schijnt inmiddels in te zien dat ook complotten op internet niets anders zijn dan speculaties, maar de vraag waar de obsessie eindigt en de gekte begint, bleek niet zo makkelijk te beantwoorden. Wellicht bij de hoeveelheid tijd die plotters aan hun obsessie besteden, terwijl er relevantere zaken in het leven zijn, vond De Haan.
Stef Aupers ziet een sociologisch verband met de argwaan die burgers in het algemeen hebben jegens overheden, waarbij internet fungeert als echokamer. Er is altijd wel een medestander die de theorie of de verdenking beaamt. Maar de vraag waar nu precies de grens ligt tussen een kritische burger en een complotdenker kon ook Aupers niet echt helder beantwoorden.
Wat vreemd is, want Aupers begon wel over falsificatie. Er is uiteraard niets mis met kritisch denken, maar wie een theorie poneert, moet hem ook kunnen weerleggen. Of daartoe in elk geval een poging wagen. En dat zie je nooit bij plotters. Een feit is nog geen bewijs. Er zijn verschillende feiten nodig om bewijs te vormen. Vooral feiten die andere feiten weerleggen, of nuanceren.
Het werd een beschaafd wetenschappelijk middagje, met filmmaker Kasper Verkaik, die JFK onderzoeker Robert Groden portretteerde, filosofe Sanneke de Haan en usual suspect Stef Aupers, tegenwoordig verbonden aan het Instituut voor Mediastudies van de Katholieke Universiteit Leuven.
Van die drie was De Haan min of meer de ervaringsdeskundige. Zij had een vriend die haar onophoudelijk bestookte met het ene op internet uitgesponnen complot na het andere: van Vaatstra tot MH17. Ze zocht zelfs advies bij een psychiater, die haar vooral adviseerde om vooral geen discussies aan te gaan over de vermeende feiten.
De vriend schijnt inmiddels in te zien dat ook complotten op internet niets anders zijn dan speculaties, maar de vraag waar de obsessie eindigt en de gekte begint, bleek niet zo makkelijk te beantwoorden. Wellicht bij de hoeveelheid tijd die plotters aan hun obsessie besteden, terwijl er relevantere zaken in het leven zijn, vond De Haan.
Stef Aupers ziet een sociologisch verband met de argwaan die burgers in het algemeen hebben jegens overheden, waarbij internet fungeert als echokamer. Er is altijd wel een medestander die de theorie of de verdenking beaamt. Maar de vraag waar nu precies de grens ligt tussen een kritische burger en een complotdenker kon ook Aupers niet echt helder beantwoorden.
Wat vreemd is, want Aupers begon wel over falsificatie. Er is uiteraard niets mis met kritisch denken, maar wie een theorie poneert, moet hem ook kunnen weerleggen. Of daartoe in elk geval een poging wagen. En dat zie je nooit bij plotters. Een feit is nog geen bewijs. Er zijn verschillende feiten nodig om bewijs te vormen. Vooral feiten die andere feiten weerleggen, of nuanceren.